Ter voldoening aan het gestelde in de Gemeentewet en in hoofdstuk III van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten leggen wij aan u de meerjarenramingen 2026 t/m 2028 voor. De meerjarenraming bevat een raming van de financiële gevolgen voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar, waaronder de baten en lasten van het bestaande en nieuwe beleid dat in de programma’s is opgenomen. De toelichting op de meerjarenraming bevat tenminste de gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd en een toelichting op belangrijke ontwikkelingen ten opzichte van de meerjarenraming van het vorige begrotingsjaar. Door onder andere hiermee rekening te houden kan de meerjarenbegroting uitwijzen of de doelstelling van een sluitende begroting op termijn wordt gerealiseerd.
Meerjarenraming 2026-2028
Uitgangspunten meerjarenraming
Terug naar navigatie - Uitgangspunten meerjarenramingDe begroting 2025 als basis:
De meerjarenramingen zijn opgesteld met als uitgangspunt voor inflatiestijging kosten derden: 2% voor 2026, 2% voor 2027 en 2,3% voor 2028.
Voor subsidies is een stijging meegenomen van 3,45% voor 2026, 4,18 % voor 2027 en 3,58% voor 2028.
Voor uitgaven sociaal domein is voor 2026 een stijging meegenomen van 4% en voor 2027 en 2028 en stijging van 3,99%.
Voor salarissen is een stijging meegenomen van 4,80% voor 2026, 5,8 % voor 2027 en 5% voor 2028 (inclusief periodieke verhogingen).
Algemene uitkering gemeentefonds
De in de meerjarenbegroting opgenomen raming van de algemene uitkering uit het gemeentefonds is gebaseerd op de circulaire van mei 2024. Voor de ontwikkeling van het gemeentefonds zijn vooral de volgende punten van belang;
- De ontwikkeling van het aantal decentralisatie-uitkeringen en integratie-uitkeringen naast de algemene uitkering;
- De gevolgen van de ontwikkelingen van het accres;
In de meicirculaire 2024 is de nieuwe financieringssystematiek vervroegd van 2027 naar 2024. De nieuwe financieringssystematiek betekent dat het gemeentefonds wordt geïndexeerd op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp) in plaats van de voormalige trap-op-trap-af systematiek. De indexatie is gesplitst in een volumedeel en een prijsdeel. Uitgangspunt is dat het gemeentefonds meerjarig de ontwikkeling van het nominaal bbp volgt. De volumeontwikkeling van het gemeentefonds wordt daarbij gebaseerd op een (8-jarig) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp, waardoor het fonds minder schommelt. De indexatie voor inflatie volgt die van het lopende jaar (prijsdeel). De nieuwe financieringssystematiek leidt tot lagere accressen en daardoor tot een negatieve bijstelling van de algemene uitkering.
Het negatieve effect van bovenstaande systematiek wordt deels opgevangen door (incidentele) compensatie vanaf 2024 en het schrappen van de oploop van de opschalingskorting vanaf 2026. Deze korting is in het verleden opgelegd, omdat gemeenten door gedwongen opschaling kosten zouden besparen. Ondanks de compensatie blijft een negatieve bijstelling zichtbaar in 2025.
- Vrijval Btw-compensatiefonds;
In de meicirculaire vindt altijd de afrekening met het Btw-compensatiefonds over het voorgaande jaar plaats. Het geld dat in het compensatiefonds achterblijft, omdat gemeenten minder BTW hebben gedeclareerd dan in het compensatiefonds aan middelen zit, wordt dan aan het gemeentefonds toegevoegd.
Op basis van de ruimte onder het plafond van het jaar 2023, mag in de begroting 2025 een structurele stelpost worden opgenomen. Het ministerie van BZK adviseert, gezien de onzekerheid over de toekomstige ontwikkeling van de ruimte, om voorzichtig te zijn met het opnemen van een raming voor dit dekkingsmiddel. Dit is de reden dat Twenterand hiervoor jaarlijks een bedrag van € 500.000 geraamd heeft (waarbij structureel maximaal € 950.000 was toegestaan door de toezichthouder).
- Vervallen extra korting op jeugd;
In het coalitieakkoord Rutte IV is in aanvulling op de afspraken van de hervormingsagenda jeugd een besparing oplopend naar structureel € 511 miljoen vanaf 2027 opgenomen. De geraamde besparing van € 500 miljoen in 2025 kan nog niet gerealiseerd worden, omdat de maatregelen die tot besparing moeten leiden nog niet zijn gerealiseerd. Om die reden wordt in 2025 incidenteel € 500 miljoen toegevoegd aan de algemene uitkering van het gemeentefonds. De reeks van € 511 miljoen vanaf 2026 is nog wel opgenomen in de gemeentefondsbegroting en daarmee in de berekening van de algemene uitkering voor Twenterand.
- Hoeveelheidsverschillen in de maatstaven;
Bij de berekening van de algemene uitkering voor de periode 2025-2028 zijn verdeelmaatstaven voor Twenterand geactualiseerd. In de afgelopen jaren is meerdere malen gebleken dat de eindafrekening van de algemene uitkering over een bepaald jaar hoger was dan de raming. De oorzaak hiervan lag onder andere in afwijkende aantallen bij de verdeelmaatstaven die gebruikt worden voor de berekening van de algemene uitkering. Hierop is een analyse op de aantallen uitgevoerd, waarna de aantallen voor Twenterand voor de raming van de algemene uitkering zijn bijgesteld. Hierbij valt te denken aan het aantal inwoners, aantal woningen, aantal inwoners met een laag inkomen, aantal eenpersoonshuishoudens en aantal bedrijfsvestigingen.
Investeringen
Uit de in de begroting opgenomen investeringslijsten voor de periode 2026 t/m 2028 blijkt dat voor deze jaren de volgende investeringen worden geraamd, te weten:
2026 € 5.132.219
2027 € 2.570.564
2028 € 3.744.344
Berekende / geraamde budgetprognose 2025 t/m 2028
De resultaten van vorenstaande leidt tot de resultaten zoals eerder vermeld in het hoofdstuk "Overzicht van baten en lasten"