1. Het onvoldoende realiseren van transformatie en bijsturingsmaatregelen.
De decentralisaties betekenen voor het sociaal domein nog steeds een grote uitdaging. Van de gemeente wordt verwacht dat er zorg en ondersteuning wordt georganiseerd en daarvoor zijn te weinig middelen beschikbaar. Daar is een hervormingsagenda voor Jeugd aan gehangen, met een financieel akkoord tussen gemeenten en Rijk waarin zowel bezuinigingen als investeringen staan. Uit de hervormingsagenda volgt dat een verschuiving nodig is van geïndiceerde zorg naar vrij toegankelijke voorzieningen. Het is echter nog niet gezegd dat dit altijd goedkoper is. Afspraken tussen Rijk en GI’s over caseloadverlaging en het toewerken naar een landelijk tarief leiden tot een sterke kostentoename, waarvoor gemeenten maar deels worden gecompenseerd. Ook van alle betrokken zorgaanbieders wordt een transformatie verwacht, bijvoorbeeld meer ambulantisering van hulp en ombouw naar kleinschalige woonvoorzieningen. Deze ombouw naar kleinschaligheid leidt tot hogere kosten. Daarnaast is onzeker of het alle zorgaanbieders voldoende lukt om te transformeren en om tot benodigde samenwerking te komen. We pakken de transformatie zowel lokaal met onze voorveldpartners als regionaal in de Samenwerkingsagenda Jeugdhulp Twente op. Daarbij merken wij op dat de samenleving niet maakbaar is en externe effecten ook van invloed kunnen zijn.
2. Huishoudelijke ondersteuning.
Per 1 januari 2023 zijn er nieuwe raamovereenkomsten afgesloten voor Huishoudelijke Ondersteuning (HO), een maatwerkvoorziening met een openeinderegeling. Een risico hier is dat er beperkte sturingsmogelijkheden zijn op de instroom, die vooral bepaald wordt door de vergrijzing. Daarnaast zien we dat de aanzuigende werking van het abonnementstarief en stijgende personeelskosten onvoldoende worden gecompenseerd.
Met de nieuwe raamovereenkomsten hebben we ons gecommitteerd aan het toepassen van een gewijzigd normenkader voor het vaststellen van het aantal minuten HO per week. De financiële effecten van het toepassen van dit normenkader zijn na Q1 duidelijk en worden nauwlettend gemonitord.
3. ‘Open einde’ regelingen.
Binnen het sociaal domein zijn er verschillende zogenaamde ‘open einde’ regelingen. Dit betekent dat in situaties waarin een aanvraag voor een voorziening niet afgewezen kan worden, de gemeente moet leveren. De hieruit voortvloeiende kosten zijn voor rekening van de gemeente, ook wanneer als gevolg hiervan het beschikbare budget wordt overschreden. Onder- en overschrijdingen worden in eerste instantie vanuit een reserve opgevangen.
Dit risico speelt sterk in het sociaal domein. De beheersing richt zich o.a. op het voorliggend maatschappelijke veld, waar we sturen om inwoners te motiveren meer in de eigen kracht en binnen het voorliggend veld hulp te zoeken. Tenslotte is er in algemene zin binnen het Sociaal Domein sprake van forse stijgingen van de indexatie (gemiddeld circa 10 tot 15%) als gevolg van kostenstijgingen en het moeten hanteren van reële tarieven. Denk hierbij naast de generieke stijgingen bijvoorbeeld aan een toename in de kosten van leerlingenvervoer (o.a. toename brandstofkosten) en hulpmiddelen (o.a. toename kosten materialen).
4. Twentse visie op vervoer
In samenwerking met andere Twentse gemeenten is er sinds 2017 gewerkt aan een integrale oplossing voor de toenmalige situatie van verschillende vervoersstromen. In 2023 zijn de vervoerscontracten vervoer door 10 gemeenten gezamenlijk opnieuw aanbesteed. Door juridische procedures n.a.v. de gunning van het nieuwe contract is er nu een tijdelijk tussenjaarcontract (van 1 augustus 2023 tot 1 augustus 2024). De overgang naar het nieuwe contract in 2024 vergt aandacht. De kaders/randvoorwaarden van de aanbesteding hebben door een gewijzigde tariefstructuur voor het leerlingenvervoer (omslag van vaste ritprijs naar kilometertarief) in de loop van 2024 financiële impact op de kosten van het leerlingenvervoer. Deze kostenstijging wordt echter weer deels gecompenseerd door de lager uitvallende kosten van het Wmo-dagbestedingsvervoer en het Jeugdwetvervoer.
Tegelijkertijd blijft er binnen het vervoer sprake van verschillende potentiële risico’s, zoals hoge NEA-indexeringen (o.a. t.g.v. hogere brandstof- en personeelskosten) en open einden in de regelingen.
5. Optreden van een majeure procesfout of incident.
Dit risico betreft het optreden van een procesfout of incident leidend tot een grote verstoring van het proces of in de dienstverlening. Uiteraard kunnen procesfouten en incidenten altijd plaatsvinden, maar bij dit risico gaat het om een grote verstoring. Aanleiding hiervoor kan zijn: een gebrek aan casusregie waardoor de juiste zorg niet of niet tijdig is verleend; het onvoldoende op orde zijn van het administratieve proces met de programmatuur en het juiste gebruik daarvan; het verlenen van andere zorg dan bedoeld of het verlenen van te dure of te langdurige zorg door rolonduidelijkheid, wachtlijsten of gebrek aan kennis bij de medewerkers.
Ten gevolge van het optreden van incidenten kan de koersvastheid onder druk komen te staan. Het bestaan van onvoldoende plaatsingsmogelijkheden voor participatie, hulp en ondersteuning dan wel onvoldoende doorstroming (bijv. vanuit crisisopvang) kan leiden tot extra kosten. Er kan een toename optreden van het aantal bezwaarschriften met gevolgen voor imago en kosten. Van belang is dat indien wachttijden oplopen het risico toeneemt, daarom vindt monitoring van wachttijden plaats. Wachttijden in de toegang en in de rest van de keten vragen bijzondere aandacht. Landelijk heeft dit ook aandacht en regionaal wordt dit ook verder opgepakt.
6. Samenwerkingsaspecten.
In het sociaal domein wordt met veel partijen samengewerkt. Daar spelen ook risico’s. Dat kan gaan over een verschil van inzicht over de kwaliteit van dienstverlening, wat tot aansprakelijkheidskwesties kan leiden. Er zijn verschillende coalities in Twente wat invloed heeft op slagkracht, duidelijkheid en efficiency, ook richting externe partijen. Voor transformatie van de jeugdzorg is samenwerking tussen de 14 gemeenten nodig, maar ook met de partijen in het gedwongen kader, zorgaanbieders en onderwijs. Deze samenwerking staat onder druk door beperkte capaciteit, beperkende wetgeving en verschillende culturen. Inzake arbeidsmarktkrapte binnen SamenTwente (m.n. OZJT) is er meer risico doordat gekozen is voor ambtelijke dienstverbanden boven externe inhuur. Het risico wordt (pas) geeffectueerd op termijn wanneer personeel gezien werkzaamheden en financiering daar over is. Verder kunnen bij partijen door fors opgelopen kosten en tekorten op de arbeidsmarkt problemen ontstaan. Bijv. liquiditeitsproblemen en “niet leveren”. Ook kan het leiden tot faillissement waardoor frictiekosten kunnen ontstaan en er aanvullende maatregelen moeten worden getroffen om dienstverlening gecontinueerd te krijgen, bijvoorbeeld Early warning. Early warning betreft vroegsignalering bij problemen bij zorgaanbieders. Om problemen voor te zijn wordt er toenemend strakker aan de voorkant gescreend (barrièremodel). Het werken conform de privacywetgeving kan gevolgen hebben voor de beoogde integrale werkwijze en kan integraal maatwerk beperken.
De samenwerking op het gebied van inkoop kan moeizaam verlopen waardoor beoogde inkoopvoordelen niet gehaald worden. De verlengingen van de huidige inkoop voor het Twents Model zijn geregeld en de nieuwe inkoop voor het Twents Model in 2025 lopen volop voor zowel jeugd als Wmo. Op het gebied van jeugd een discussie gaande over het al dan niet verhogen van de tarieven en zijn er personeelstekorten. Een mogelijke impact kan zijn dat tarieven buitenregulier worden verhoogd waardoor de kosten voor jeugdzorg toenemen. De personeelstekorten kunnen zijn ook een mogelijk risico voor het tijdig kunnen bieden van zorg en kunnen een negatieve invloed hebben op de dienstverlening. Tenslotte bestaat er in algemene zin een potentieel risico op zorgfraude. In samenwerking met partners zoals het OZJT, RIEC (Regionale Informatie- en Expertise Centra) en de SRT (Sociale Recherche Twente) worden risico’s op het gebied van zorgfraude teruggebracht. Daarnaast wordt door de contractmanagers van gemeente Twenterand aandacht gevraagd tijdens (account)gesprekken met zorgaanbieders voor de managementrapportages, waarbij stil wordt gestaan bij de financiële verantwoording en de accountantsverklaring. Hierbij worden vragen gesteld over doel- en rechtmatigheid van de ingezette ondersteuning en wordt bij (potentiële) onregelmatigheden (denk bijv. aan een hoge verzilveringsgraad) hier nader op doorgevraagd.
Op het moment van schrijven lopen er meerdere beroepsprocedures die betrekking hebben op het jongerenwerk De kans bestaat dat de uitkomsten hiervan tot extra kosten leiden.
7. Wijzigingen in wetgeving en verdeelmodellen.
Er is een nieuw verdeelmodel voor de herverdeling van het gemeentefonds aangeboden. Hierop is door het Raad voor het Openbaar Bestuur een reactie gegeven dat het nieuwe verdeelmodel aanpassingen behoeft. Inmiddels is er een resolutie aangenomen waarbij het onduidelijk is wanneer er een nieuw verdeelmodel ingevoerd gaat worden. In algemene zin blijft de financiële doorwerking van modellen naar Twenterand vaak niet op maat gezien de opdracht en ervaren wij ons als nadeelgemeente. Inzake beheersing hierover het volgende: Aan de voorkant (inzet VNG-commissie, lobby, internetconsultaties) en wanneer zich dit gaat voordoen (integraal advies n.a.v. calculaties financiën). Voor het sociaal domein zijn er bijvoorbeeld rond hervormingsagenda en afschaffen abonnementstarief zorgen over de financiële doorwerking.
8. Kwetsbaarheid informatiesystemen
Informatiesystemen binnen het sociaal domein hebben in de afgelopen jaren, gelet op diverse ontwikkelingen zoals bijv. de energietoeslag, vluchtelingen en ontheemden Oekräine een steeds belangrijke positie ingenomen. Daarmee neemt de afhankelijkheid van de informatiesystemen in het sociaal domein ook toe. Op het gebied van continuïteit zijn er risico’s van uitval met stagnerende dienstverlening, niet tijdige betalingen met extra inzet/ bypasses als gevolg. De komende periode zullen er ook weer diverse ontwikkelingen gaan spelen m.b.t. IT in het sociaal domein. Denk bijvoorbeeld aan de uitrol van iParticipatie voor de dienstverlening aanvragen levensonderhoud (en later in het jaar ook voor de Wmo), Surepay en de verdere doorontwikkeling van stuurinformatie (doorontwikkeling van het real-time dashboard voor Jeugd en Wmo en deelname/lokaal uitrollen van het regionale Jeugd en Wmo-voorspelmodel) en de implementatie van een nieuw zorg-veiligheidssysteem (i.v.m. uitkomst regionale aanbesteding).
9. Gemeentelijk en maatschappelijk vastgoed.
Verschillende soorten risico’s kunnen zich voordoen. Die zijn gerelateerd aan:
• De leegstand van gebouwen;
• De bouwkundige staat;
• De exploitatie van gebouwen.
Gemeentelijk vastgoed is vastgoed waarvan de gemeente eigenaar is. Ook is er maatschappelijk vastgoed, in eigendom en/of in gebruik bij maatschappelijke organisaties, zoals verenigingen en stichtingen. Wanneer er zich (financiële) problemen voordoen, zal de gemeente al snel worden aangesproken.
We benoemen het risico dat niet wordt voldaan aan de Wet Markt en Overheid, bijv. wanneer geen kostendekkende huur in rekening wordt gebracht. Een ander risico is dat er onvoldoende scherp zicht is op gemeentelijke eigendommen, waardoor zich verrassingen kunnen voordoen in de zin van niet voorziene onderhoudsinspanningen.
Als Twenterand zien we grote maatschappelijke opgaven op ons afkomen, zoals de energietransitie en de klimaatadaptatie met bijv. de uitdaging om het (gemeentelijk) vastgoed te verduurzamen. Verder is nodig in beeld te krijgen welk vastgoed de gemeente wil (blijven) inzetten voor de realisatie van doelen en het werken aan maatschappelijke opgaven. Ook is het goed om in het licht van de maatschappelijke opgaven het in eigendom hebben van het vastgoed te bekijken. Daarnaast kan de financiële situatie aanleiding zijn om het in bezit hebben van een deel van het vastgoed te heroverwegen.
Vastgoed in gemeentelijk eigendom draagt bij aan de maatschappelijke doelen van de gemeente Twenterand. Leegstaand vastgoed zonder bijdrage aan de maatschappelijke doelen wordt afgestoten, in beginsel door verkoop. Capaciteitsbeperkingen vormen hier een risico, met de komst van een assetmanager wordt gestart met exploitatiegericht werken en sturen op risicobeperking. In 2019 is beleidskader voor gemeentelijk vastgoed Twenterand vastgesteld, naar verwachting komt er in 2024 een nieuwe visie vastgoed. De bouwkundige staat en de staat van onderhoud wordt 3-jaarlijks door een deskundig bureau geïnspecteerd en verwerkt in een meerjarenonderhoudsplanning (MJOP). Hiermee wordt dit risico afgedekt.
10. Uitvoeringsprogramma VTH (Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving).
Het niet (kunnen) voldoen aan wettelijke kwaliteitscriteria (kennis, controles en frequenties) in relatie tot het uitvoeringsprogramma voor alle VTH-producten (bouw, milieu, afwijkend gebruik etc.) bevat risico’s t.a.v. veiligheid, gezondheid en de leefbaarheid van de fysieke leefomgeving, omdat normconform gedrag niet of verminderd wordt getoetst. Noodzakelijk herstel en sanctioneren blijven dan uit. Dit kan resulteren in ongewenste maatschappelijke, juridische en economische effecten. Denk aan toename van illegale bouwwerken, illegaal gebruik van gronden en objecten, toenemende ergernissen bij inwoners tot aan ingebrekestellingen bij het niet tijdig nemen van juridische besluiten, waardoor we dwangsommen verschuldigd zijn.
Om de risico’s in 2024 zo beheersbaar mogelijk te maken, moet er balans zijn tussen beschikbare capaciteit en de werkvoorraad. Onvoldoende ingevulde capaciteit betekent capaciteit inhuren of uitbesteden van dossiers. Echter, de knelpunten van te weinig en onvoldoende gekwalificeerd personeel zijn dusdanig groot, dat de taken in de meeste gevallen weliswaar adequaat kunnen worden uitgevoerd, maar dat wellicht niet alle risico’s beheersbaar blijken te zijn. Dat zou ervoor kunnen zorgen dat het een aantal doelstellingen uit het programma Ruimte en het VTH-beleid vertraagd en dat de dienstverlening en de kwaliteit van producten onvoldoende gewaarborgd kan worden. Om die reden is een kritisch blik naar de lokale en regionale ambities en het stellen van prioriteiten of het opschalen van de capaciteit nodig.
11. Bodem.
Onder de Omgevingswet zijn de bodemtaken van de Provincie overgegaan naar de gemeente. Alle uitvoerende, aan milieubelastende activiteiten gebonden, milieutaken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving en de adviestaak voor bodem worden uitgevoerd door de ODT. Vanaf maart 2024 wordt gewerkt met het digitale bodemsysteem Nazca. Dit systeem vervangt Squit XO. In dit systeem worden bodemonderzoeken, verontreinigingen en gesaneerde locaties opgenomen.
Met betrekking tot de aanwezigheid van asbest in de bodem is projectbureau Bodem Asbest Sanering (BAS) opgericht. BAS voert volgens het Vrijwillig Programma Asbestbodemsanering projectmatig onderzoek en saneringen uit. Het vastgestelde programma loopt van 2024-2030. Voor de gemeente zijn hieraan geen kosten verbonden, alleen herinrichtingskosten van een perceel zijn voor rekening van de eigenaar van het perceel.
Specifiek voor het onderwerp PFAS is via de Provincie historisch onderzoek uitgevoerd naar mogelijke verontreinigingen binnen de gemeente. Eventuele bronnen worden op basis van risico nader onderzocht. Voor Twenterand zijn er momenteel geen gevolgen en is uit onderzoek naar voren gekomen dat er geen groot risico bestaat.
12. Ruimtelijke ontwikkelingen – Invoering Omgevingswet (Ow) en Wet Kwaliteitsborging Bouw.
De (nieuwe) Omgevingswet is op 1 januari 2024 in werking getreden en brengt risico’s met zich mee, zoals digitaliseringsproblemen (functioneel of financieel) en tekortschietend omgevingsinstrumentarium (omgevingsplan / omgevingsvisie). De wettelijke grondslag wijzigt dusdanig dat we onze bedrijfsprocessen ingrijpend hebben moeten aanpassen. Landelijk heeft dat inmiddels voor problemen gezorgd (na meerdere keren uitstel van invoering van de wet), waardoor we niet tot weinig mogelijkheden hebben gehad om te oefenen en te checken of alles gereed is. Bovendien hebben de processen de komende periode voortdurend fijn afstemming nodig als ook de rollen van de medewerkers. Daarnaast moeten de komende periode nieuwe kengetallen per product ontstaan om correct op productniveau te kunnen monitoren en de capaciteit op efficiënte wijze te verdelen. De uitdagingen zijn groot omdat capaciteit en werkvoorraad niet in balans zijn en er te weinig tijd rest om de kennis op peil te houden. Dat knaagt aan de wettelijke kwaliteitseisen en dus aan de dienstverlening. Op 1 januari 2024 is ook de Wet Kwaliteitsborging Bouw (WKB) in werking getreden. Met de WKB zijn taken van gemeenten overgedragen aan externe marktpartijen. Welke risico’s deze overdracht met zich meebrengt in het geval van calamiteiten en bij verantwoordelijkheidsvraagstukken is nog onduidelijk, maar zijn wel aanwezig. Deze risico’s zijn op dit moment niet goed in te schatten met dien verstande dat het toezicht op de bouwactiviteiten naar verwachting zal verminderen en op de ruimtelijke activiteit zal toenemen.
De Omgevingswet en de WKB vragen ook een aanpassing van de leges. In monitoren we de opbrengsten in hoeverre deze overeenkomen met de begrote opbrengsten en welke aanpassingen dit vraagt naar de toekomst.
13. Niet voldoen aan BIO/ AVG en Wpg
Dit risico bestaat eruit dat niet wordt voldaan aan vereisten uit de Baseline Informatiebeveiliging Overheden (BIO), de Europese privacyregels o.g.v. de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) niet worden nageleefd en de verplichtingen die voorvloeien uit de Wet politiegegevens (Wpg) niet worden opgevolgd. We voldoen aan de minimum vereisten vanuit de BIO en AVG. Voor de Wpg geldt dit nog niet. Er is een verbeterplan, waarin per kwartaal de opvolging van de aanbevelingen wordt gemonitord met als doel om alsnog te voldoen aan de normen uit de Wpg. De beheersing van dit risico bestaat uit periodiek evalueren en acteren op de uitkomsten hiervan. Vanwege de cruciale rol die bewustzijn hier speelt wordt hieraan voortdurend aandacht besteed. I.p.v. een cyberverzekering heeft Twenterand gekozen voor een Incident Respons Retainer contract die veel servicecomponenten bevat bij NFIR. Dit is een partij die ook proactief meekijkt hoe we onze omgeving in moeten richten om risico's proactief te voorkomen. Het doel van het IR Retainer contract is om de organisatie zo snel en efficiënt mogelijk bij te staan in het geval van een cyberincident. Het contract biedt geen financiële schadevergoeding. In het algemeen is preventie de beste verzekering dat er niets misgaat.
14. Hack
Dit is het risico dat onbevoegden zoals bijv. criminelen toegang krijgen tot (delen van) onze systemen waardoor systemen niet meer werken, bijvoorbeeld door data te versleutelen. Ondanks alle beveiligingsmaatregelen (zie ook risico 13) kan dit niet worden uitgesloten.
15. BBV, gemeentefonds en overige financiële regelgeving.
Het dossier gemeentefonds is door het huidige demissionaire kabinet controversieel verklaard. Daarmee blijven onderwerpen als verruiming belastinggebied en nieuwe financieringssystematiek voorlopig ongemoeid. Na het aantreden van een nieuw kabinet vormen deze onderwerpen een behoorlijk risico. Naast deze onderwerpen bestaat ook onzekerheid over de omvang van het gemeentefonds vanaf 2026, de zogenaamde ravijnjaren. Op advies van de VNG wordt een niet sluitende begroting aangeboden. Dit geeft risico’s voor een solide financieel beleid. Het veelvuldig financieren van grote maatschappelijke opgaven via een SPUK (specifieke uitkering) geeft risico’s in de bedrijfsvoering. Gemeenten moeten personeel in dienst nemen, terwijl de rijksbijdrage incidenteel is toegezegd. Bovendien gaan SPUK’s gepaard met hoge verantwoordingslasten.
16. Opduiken van onbekende afspraken met gevolgen.
Er is en wordt veel tijd gestoken in het compleet krijgen van dossiers zodat er een actueel overzicht bestaat van alle gemaakte afspraken en mogelijke verplichtingen (op basis van boetebedingen, etc.). Desalniettemin blijft de kans bestaan dat er nog iets opduikt wat gevolgen kan hebben. De financiële implicaties hiervan kunnen fors zijn.
17. Personeel gerelateerde risico’s.
Twenterand beschikt over een krap personeelsbestand voor de uitvoering van alle taken. In dit verband speelt een aantal risico’s. Er komen regelmatig opgaven/taken bij zonder dat de daarvoor benodigde middelen in voldoende mate beschikbaar worden gesteld. Naast hogere uitstroom door vrijwillig ontslag zullen de komende 10 jaar ruim 70 medewerkers uitstromen i.v.m. pensionering. De krappe arbeidsmarkt maakt het lastig(er) om snel voldoende nieuwe medewerkers aan te trekken waardoor invulling van reguliere en tijdelijke functies stagneert wat leidt tot werkdruk en meer verloop en hogere kosten wanneer overgegaan wordt tot inhuur. Qua beheersing kan gedacht worden aan aanpassing van het arbeidsmarkt- en arbeidsvoorwaarden-beleid.
Ook op de inhuurmarkt is sprake van krapte voor een aantal cruciale functies. Dit geheel kan leiden tot spanning tussen beschikbare en benodigde formatie/inzet, achterblijvende realisatie van (uitvoering van) beleid en doelen, te hoge werkdruk/verstoorde balans met mogelijk (langdurige) uitval. Ook kan het functiehuis een risico vormen, leidend tot een slechtere concurrentiepositie met verdere uitstroom tot gevolg. Het afscheid nemen van personeel kan aanleiding zijn tot het sluiten van zogenaamde vaststellingsovereenkomsten met financiële verplichtingen. De reorganisatie en de organisatieontwikkeling, waarbij ook inspelen op achterstallig onderhoud (scholing, gesprekscyclus, dossiervorming) aan de orde is, vragen veel inzet op gebied van P&O. Het hiervoor onvoldoende ruimte vrij spelen is eveneens een risico.
18. Humanitaire ontwikkelingen.
De inval in Oekraïne door Rusland heeft grote impact. Naast economische gevolgen zijn er ook humanitaire gevolgen waarbij een groot beroep wordt gedaan op ons gemeentelijk en maatschappelijk vermogen om vluchtelingen uit Oekraïne op te vangen, voor een periode van ongewisse duur. Op grond van bestaande regelgeving is het Rijk verantwoordelijk voor de financiering van de kosten die dit voor gemeenten met zich meebrengt. De financieringsregeling, die van toepassing is tot 31 december 2023, is kostendekkend en de aanname is dat dit ook zo blijft wanneer de huidige status van deze groep vluchtelingen wijzigt. Gemeenten moeten vanaf 1 januari 2024 verantwoording afleggen over de werkelijk gemaakte kosten die uitgegeven zijn aan de opvang van ontheemden Oekraïne en uitsluitend werkelijke kosten worden door het Rijk vergoed.
Inmiddels heeft het Rijk de Spreidingswet vastgesteld met als doel een evenwichtig opvang van asielzoekers over Nederland te realiseren. Dat deze wet risico’s met zich kan meebrengen enerzijds voor onze interne bedrijfsvoering (capaciteit) en anderzijds voor aanpalende terreinen als wonen, ruimte, zorg, welzijn, ontspanning, etc. is niet geheel ondenkbaar.
Daarnaast is sprake van een verhoging van de taakstelling vanuit het rijk tot huisvesting van het aantal statushouders Dat laatste tekent zich al concreet af en daarbij gaat het om een relatieve stijging ten opzichte voorgaande jaren. Daarbij hebben we bovendien te maken met een achterstand in de te realiseren taakstelling.