1. Het onvoldoende realiseren van transformatie en bijsturingsmaatregelen.
De decentralisaties betekenen voor het sociaal domein een grote uitdaging. Van de gemeente wordt verwacht dat er zorg en ondersteuning wordt georganiseerd en daarvoor zijn te weinig middelen beschikbaar. Inmiddels zijn er extra middelen voor Jeugdzorg toegezegd met daarbij de opgave om kosten terug te dringen. Daar is een hervormingsagenda voor Jeugd aan gehangen, waarover in het de eerste helft van 2023 een akkoord wordt verwacht tussen gemeenten en het Rijk. Echter zijn in het regeerakkoord van het kabinet bezuinigingen opgenomen. Het belang van de transformatie blijft daarmee nog steeds onverminderd van belang. In de aanpak waarvoor de gemeente Twenterand heeft gekozen staat deze transformatie dan ook centraal. Daarbij merken wij op dat de samenleving niet maakbaar is en externe effecten ook van invloed kunnen zijn.
2. Huishoudelijke ondersteuning.
In 2023 volgt een nieuwe aanbesteding van de Huishoudelijke ondersteuning. Uitkomsten hiervan kunnen een financieel effect hebben. Daarnaast heeft de Huishoudelijke ondersteuning een open einde risico en bestaat het risico dat nieuwe regelingen op dit terrein (zoals abonnementstarief eigen bijdrage en CAO-kosten) onvoldoende financieel worden gecompenseerd.
Vanaf 2019 zien we hogere kosten op de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning. Dit komt enerzijds door een hogere indexatie door reële tarieven en anderzijds doordat het abonnementstarief en vergrijzing een aanzuigende werking heeft op de vraag naar Wmo voorzieningen. Het risico bestaat dat er onvoldoende wordt gecompenseerd door het Rijk met betrekking tot de volumestijgingen die het gevolg zijn van vergrijzing. Het abonnementstarief staat op de agenda van het nieuwe kabinet. De beheersing vraagt om aanpassing van het beleid en een gerichte monitoring van de ontwikkeling van dit risico. Inmiddels zijn hiertoe de eerste stappen gezet, zowel lokaal als regionaal. Een was- en strijkservice is ingezet als lokale financiële beheersmaatregel. Tegelijkertijd zien we een toename in het aantal (nieuwe) aanvragen voor HO, waardoor de er sprake is en zal zijn van wachtlijsten wanneer de beschikbare capaciteit hiermee niet in balans is.
3. ‘Open einde’ regelingen.
Binnen het sociaal domein zijn er verschillende gebieden waarbij sprake is van zogenaamde ‘open einde’ regelingen. Dit betekent dat in situaties waarin een aanvraag voor een voorziening niet afgewezen kan worden, de gemeente moet leveren. De hieruit voortvloeiende kosten zijn voor rekening van de gemeente, ook wanneer als gevolg hiervan het beschikbare budget wordt overschreden. Onder- en overschrijdingen worden in eerste instantie vanuit een reserve opgevangen.
Dit risico speelt sterk in het sociaal domein. De beheersing richt zich o.a. op het voorliggend maatschappelijke veld, waar toenemend gebruik wordt gesignaleerd. Tenslotte is er in algemene zin binnen het Sociaal Domein sprake van forse stijgingen van de indexatie (gemiddeld circa 10 tot 15%) als gevolg van kostenstijgingen. Denk hierbij naast de generieke stijgingen bijvoorbeeld aan een toename in de kosten van leerlingenvervoer (o.a. toename brandstofkosten) en hulpmiddelen (o.a. toename kosten materialen)
4. Twentse visie op vervoer.
In samenwerking met andere Twentse gemeenten is er gewerkt aan een integrale oplossing voor de huidige situatie van verschillende naast elkaar bestaande vervoersstromen. Dit heeft geleid tot een aanbesteding in 2017 en inmiddels ook een lokale bestuursopdracht vervoer; er is inmiddels gestart met (de voorbereiding van) de nieuwe aanbesteding (in juni 2023 lopen de overeenkomsten af) in deze complexe markt. De kaders/randvoorwaarden van de aanbesteding kunnen een financiële impact gaan hebben. Het is niet uitgesloten dat de wijze waarop de kosten van het leerlingenvervoer anders zal gaan worden (denk bijv. aan een andere wijze van tariefopbouw). Tegelijkertijd is er (o.a. geïnitieerd vanuit Twenterand Duurzaam Financieel Gezond) ingezet op sturingsmogelijkheden hierop, zoals bijvoorbeeld ritten op hele korte afstand (alleen nog boven de 500 of 700 meter) niet langer toe te staan, de maximale reisafstand te beperken tot de wettelijke ondergrens van 20 kilometer in en om de woning etc.
5. Optreden van een majeure procesfout of incident.
Dit risico betreft het optreden van een procesfout of incident leidend tot een grote verstoring van het proces of in de dienstverlening. Uiteraard kunnen procesfouten en incidenten altijd plaatsvinden, maar bij dit risico gaat het om een grote verstoring. Aanleiding hiervoor kan zijn: een gebrek aan casusregie waardoor de juiste zorg niet of niet tijdig is verleend; het onvoldoende op orde zijn van het administratieve proces met de programmatuur en het juiste gebruik daarvan; het verlenen van andere zorg dan bedoeld of het verlenen van te dure of te langdurige zorg door rolonduidelijkheid of gebrek aan kennis bij de medewerkers.
Ten gevolge van het optreden van incidenten kan de koersvastheid onder druk komen te staan. Het bestaan van onvoldoende plaatsingsmogelijkheden voor participatie, hulp en ondersteuning dan wel onvoldoende doorstroming (bijv. vanuit crisisopvang) kan leiden tot extra kosten. Er kan een toename optreden van het aantal bezwaarschriften met gevolgen voor imago en kosten. Van belang is dat indien wachttijden oplopen het risico toeneemt, daarom vindt monitoring van wachttijden plaats. Wachttijden in de toegang en in de rest van de keten vragen bijzondere aandacht. Landelijk heeft dit ook aandacht en regionaal wordt dit ook verder opgepakt
6. Samenwerkingsaspecten.
In het sociaal domein wordt met veel partijen samengewerkt. Daar spelen ook risico’s. Dat kan gaan over een verschil van inzicht over de kwaliteit van dienstverlening, hetgeen tot aansprakelijkheidskwesties kan leiden. Er zijn verschillende coalities in Twente wat invloed heeft op slagkracht, duidelijkheid en efficiency, ook richting externe partijen. Verder kunnen problemen ontstaan bij partijen, bijv. liquiditeitsproblemen, waardoor afspraken niet worden nagekomen en er bijvoorbeeld niet “wordt geleverd”. Ook kan het leiden tot faillissement waardoor frictiekosten kunnen ontstaan en er aanvullende maatregelen moeten worden getroffen om dienstverlening gecontinueerd te krijgen, bijvoorbeeld Early warning. Early warning betreft vroegsignalering bij problemen bij zorgaanbieders. Om problemen voor te zijn wordt er toenemend strakker aan de voorkant gescreend (barrièremodel). Het werken conform de privacywetgeving kan gevolgen hebben voor de beoogde integrale werkwijze en kan integraal maatwerk beperken.
De samenwerking op het gebied van inkoop kan moeizaam verlopen waardoor beoogde inkoopvoordelen niet gehaald worden. De verlengingen van de huidige inkoop voor het Twents Model zijn geregeld en de nieuwe inkoop voor het Twents Model in 2025 is gestart voor zowel jeugd als Wmo. Zowel binnen de Wmo en Jeugdzorg is er sprake van arbeidsmarktkrapte, wat een mogelijk risico kan gaan vormen voor toekomstige zorgdienstverlening aan inwoners.
Op het gebied van jeugd een discussie gaande over het al dan niet verhogen van de tarieven en zijn er personeelstekorten. Een mogelijke impact kan zijn dat tarieven buitenregulier worden verhoogd waardoor de kosten voor jeugdzorg toenemen. De personeelstekorten kunnen zijn ook een mogelijk risico voor het tijdig kunnen bieden van zorg en kunnen een negatieve invloed hebben op de dienstverlening. Tenslotte bestaat er in algemene zin een potentieel risico op zorgfraude. In samenwerking met partners zoals het OZJT, RIEC (Regionale Informatie- en Expertise Centra) en de SRT (Sociale Recherche Twente) worden risico’s op het gebied van zorgfraude teruggebracht. Daarnaast wordt door de contractmanagers van gemeente Twenterand aandacht gevraagd tijdens (account)gesprekken met zorgaanbieders voor de managementrapportages, waarbij stil wordt gestaan bij de financiële verantwoording en de accountantsverklaring. Hierbij worden vragen gesteld over doel- en rechtmatigheid van de ingezette ondersteuning en wordt bij (potentiële) onregelmatigheden (denk bijv. aan een hoge verzilveringsgraad) hier nader op doorgevraagd.
Op het moment van schrijven is er ook sprake van bezwaarschriften c.q. claims op het gebied van het jongerenwerk. Dit kan tot extra kosten leiden.
7. Wijzigingen in wetgeving en verdeelmodellen.
Er is een nieuw verdeelmodel voor de herverdeling van het gemeentefonds aangeboden. Hierop is door het Raad voor het Openbaar Bestuur een reactie gegeven dat het nieuwe verdeelmodel aanpassingen behoeft. Inmiddels is er een resolutie aangenomen waarbij het onduidelijk is wanneer er een nieuw verdeelmodel ingevoerd gaat worden.
Er zijn extra middelen Jeugdzorg toegekend voor 2021 en 2022. Het kabinet heeft een voorlopig besluitgenomen over 2023 en verder. Hierover is nog geen overeenstemming bereikt tussen VNG en het ministerie van VWS. Hierop vooruitlopend zijn de extra middelen al wel deels structureel in de begroting opgenomen (met instemming van de toezichthouder). Daarnaast is er ook sprake van andere wijzigingen die ook raken aan het Sociaal Domein. In het bijzonder noemen we de wijziging woonplaatsbeginsel en de nog te trekken conclusies van het rapport “Stelsel in groei” met de komende hervormingsagenda Jeugdzorg. Gedurende het jaar 2022 zijn o.b.v. het woonplaatsbeginsel de verantwoordelijkheden voor jeugdigen vanuit andere gemeenten naar onze gemeente overgedragen en zijn aan de andere kant de verantwoordelijkheden voor jeugdigen vanuit onze gemeente naar andere gemeente overgedragen. Hierin schuilt een mogelijk risico dat de zorgvolumes van de naar onze gemeente overgedragen verder kunnen toenemen, dan waar aanvankelijk rekening mee werd gehouden bij de verdeling van de financiële middelen van het woonplaatsbeginsel.
8. Kwetsbaarheid informatiesystemen
De afhankelijkheid van de bij het Sociaal Domein gebruikte informatiesystemen is groot. Per 1 januari 2022 is overgegaan naar een ander regiesysteem binnen het Sociaal Domein, waardoor gebruik kan worden gemaakt van 2 softwarepakketten van dezelfde softwareleverancier voor het gehele Sociaal Domein. Hiermee is het risico hieromtrent verkleind. Op het gebied van continuïteit zijn er risico’s van uitval met stagnerende dienstverlening, niet tijdige betalingen en extra inzet/ bypasses als gevolg. De informatie uit het systeem kan tekortschieten voor goede sturing en geeft risico’s in financiële grip (tijdigheid) en de export uit het systeem heeft een omvang die tot vervolgrisico’s kan leiden.
De komende periode zullen nieuwe ontwikkelingen m.b.t. IT in het Sociaal Domein een rol gaan spelen. Hierbij moet o.a. worden gedacht aan verdere doorontwikkeling van stuurinformatie (oplevering van een real-time dashboard voor Jeugd en Wmo en deelname/lokaal uitrollen van het regionale Jeugd en Wmo-voorspelmodel), de implementatie van een nieuw document management systeem voor het sociaal domein en de implementatie van een nieuw zorg-veiligheidssysteem (i.v.m. uitkomst regionale aanbesteding).
9. Gemeentelijk en maatschappelijk vastgoed.
Verschillende soorten risico’s kunnen zich voordoen. Die zijn gerelateerd aan:
• De leegstand van gebouwen;
• De staat van onderhoud;
• De bouwkundige staat;
• De exploitatie van gebouwen.
Gemeentelijk vastgoed is vastgoed waarvan de gemeente eigenaar is. Ook is er maatschappelijk vastgoed, in eigendom en/of in gebruik bij maatschappelijke organisaties, zoals verenigingen en stichtingen. Wanneer er zich (financiële) problemen voordoen, zal de gemeente al snel worden aangesproken.
Als Twenterand zien we grote maatschappelijke opgaven op ons afkomen, zoals de energietransitie en de klimaatadaptatie met bijv. de uitdaging om het (gemeentelijk) vastgoed te verduurzamen. Verder is nodig in beeld te krijgen welk vastgoed de gemeente wil (blijven) inzetten voor de realisatie van doelen en het werken aan maatschappelijke opgaven. Ook is het goed om in het licht van de maatschappelijke opgaven het in eigendom hebben van het vastgoed te bekijken. Daarnaast kan de financiële situatie aanleiding zijn om het in bezit hebben van een deel van het vastgoed te heroverwegen.
Vastgoed in gemeentelijk eigendom draagt bij aan de maatschappelijke doelen van de gemeente Twenterand. Leegstaand of commercieel vastgoed zonder bijdrage aan de maatschappelijke doelen wordt afgestoten, in beginsel door verkoop. Het belang hiervan wordt onderstreept door de sterk oplopende energiekosten. Capaciteitsbeperkingen vormen hier een risico, maar met de komst van een assetmanager wordt gestart met exploitatiegericht werken en sturen op risicobeperking. In 2019 is beleidskader voor gemeentelijk vastgoed Twenterand vastgesteld, waarbij het vastgoed in kaart is gebracht, met hierbij de relatie met de doelenbomen. Ook zijn uitgangspunten geformuleerd die de richting bepalen, waarmee de afwegingen per gebouw of categorie kunnen worden gemaakt. De bouwkundige staat en de staat van onderhoud wordt 3-jaarlijks door een deskundig bureau geïnspecteerd en verwerkt in een meerjarenonderhoudsplanning (MJOP). Hiermee wordt dit risico afgedekt.
10. Uitvoeringsprogramma VTH (Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving).
Het niet (kunnen) voldoen aan controles en frequenties in het uitvoeringsprogramma van evenementen-, bouw- en milieuvergunningen, als gevolg waarvan er ongewenste situaties kunnen ontstaan of optreden. Bijv. verkeerde opslag van gevaarlijke stoffen (milieu), of ten onrechte afgeven van een evenementenvergunning. Een ander risico is dat omgevingsvergunningen niet tijdig verleend of dat deze van rechtswege verleend worden, wat ongewenste maatschappelijke, juridische en economische effecten kan hebben. Deze risico’s kunnen forse gevolgen hebben voor imago/doelrealisatie en ook financieel.
De milieu-inspecties en vergunningen zijn vanaf 2019 bij de Omgevingsdienst Twente (ODT) ondergebracht. De overige uitvoering van het Uitvoeringsplan ligt bij het team Omgeving. Wanneer dit plan wordt uitgevoerd blijven we binnen de aanvaardbaar geachte bestaande risico’s. Dat de ODT een deel van de uitvoering verzorgt is van beperkte invloed op dit risico. De gemeente blijft verantwoordelijk. Dit geldt ook voor de verhaalbaarheid van kosten van verwijdering van drugsafval bij grondeigenaren. De beheersing van dit risico staat onder druk door de krapte op de arbeidsmarkt, het lukt onvoldoende om gekwalificeerd personeel aan te trekken en ook via inhuur/detachering lukt het niet.
11. Bodem.
Naar aanleiding van incidenten of wijzigingen (bijv. nieuwbouw) kan het gebeuren dat bij controles zaken naar boven komen die niet in orde zijn. Bijv. een (dreigende) verontreiniging, zo is onlangs PFAS aangetroffen. In die gevallen worden er maatregelen (opdracht tot sanering) genomen, al dan niet ondersteund door een dwangsom en met een termijn, een en ander ten laste van de organisatie die het betreft. Daarbij zijn situaties denkbaar waarbij de gemeente zelf bepaalde (delen van de) saneringen moet uitvoeren en de kosten ervan ook voor een deel draagt. Gedragslijn is hierbij dat aansprakelijkheid altijd direct bij de eigenaar wordt gelegd.
Deze handhavingstaken zijn per 2019 overgegaan naar de ODT.
Onder de Omgevingswet komen bodemtaken van de Provincie over naar de gemeente. We onderzoeken nog of deze taken eveneens bij de ODT kunnen worden ondergebracht.
Qua beheersing speelt de digitalisering van het bodemsysteem, waarbij bekende verontreinigingen zoveel mogelijk in kaart worden gebracht. Voor wat betreft de aanwezigheid of het aantreffen van asbest in de bodem is het Bureau Asbest Sanering (BAS) opgericht. Dit bureau werkt voor 7 Twentse gemeenten en neemt de onderzoeken en de sanering geheel voor haar rekening. De middelen hiervoor worden als subsidie ontvangen van de Provincie.
12. Ruimtelijke ontwikkelingen.
De invoering van de nieuwe Omgevingswet brengt risico’s met zich mee. Die kunnen zich voordoen t.a.v. meerdere aspecten: niet tijdig klaar zijn, digitaliseringsproblemen (functioneel of financieel), tekortschietend omgevingsinstrumentarium (omgevingsplan/omgevingsvisie). Inmiddels is duidelijk dat de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking treedt. Op die datum treedt ook de Wet Kwaliteitsborging (WKB) in werking. Met de WKB worden taken van gemeenten overgedragen aan externe markspartijen. Welke risico’s dit met zich meebrengt in het geval van calamiteiten en bij verantwoordelijkheidsvraagstukken is nog onduidelijk, maar zijn wel aanwezig. Deze risico’s zijn op dit moment niet goed in te schatten.
13. Niet voldoen aan BIO/ AVG en Wpg
Dit risico bestaat eruit dat niet wordt voldaan aan vereisten uit de Baseline Informatiebeveiliging Overheden (BIO) of aan vereisten uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Wet politiegegevens (Wpg). Twenterand voldoet aan de minimum vereisten vanuit de BIO, AVG en Wpg. De beheersing van dit risico bestaat uit periodiek evalueren en acteren op de uitkomsten hiervan. Vanwege de cruciale rol die bewustzijn hier speelt wordt hieraan voortdurend aandacht besteed. Daarnaast speelt bij de beheersing de uitvoering van het geactualiseerde beveiligingsplan met organisatiebrede toepassing van tweefactor authenticatie. Er is een verzekering afgesloten waardoor de impact van bepaalde risico’s, zoals bijvoorbeeld een datalek of hack, wordt beperkt. We merken hierbij op dat het toenemend moeilijker wordt om een dergelijk risico te verzekeren en dat de premie met een factor 3 is toegenomen.
14. Hack
Dit is het risico dat onbevoegden zoals bijv. criminelen toegang krijgen tot (delen van) onze systemen waardoor systemen niet meer werken, data worden versleuteld. Ondanks alle beveiligingsmaatregelen (zie ook risico 13) kan dit niet worden uitgesloten.
15. BBV, gemeentefonds en overige financiële regelgeving.
Tot 2025 lijken de risico’s inzake uitkeringen gemeentefonds te overzien, de wijzigingen zijn verwerkt in de begroting en de risico’s van het ‘trap op, trap af’ zijn afgedekt. De uitkomsten van de CAO onderhandelingen zijn ongewis en daarmee een risico.
Wijzingen in BBV, bijvoorbeeld als gevolg van een wijziging van de financiële verhoudingswet, kunnen risico vormen. Onderdeel hiervan is de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording, welke een nadere duiding in het BBV krijgt. Hier is met een Plan van Aanpak al op geanticipeerd.
16. Opduiken van onbekende afspraken met gevolgen.
Er is en wordt veel tijd gestoken in het compleet krijgen van dossiers zodat er een actueel overzicht bestaat van alle gemaakte afspraken en mogelijke verplichtingen (op basis van boetebedingen, etc.). Desalniettemin blijft de kans bestaan dat er nog iets opduikt wat gevolgen kan hebben. De financiële implicaties hiervan kunnen fors zijn.
Voor de beheersing van dit risico is het belangrijk dat contractbeheer op orde is. De uitvoering ervan geschiedt in TOPdesk, echter de werking is niet optimaal. Bekeken wordt of dit in een beleidslijn opgepakt kan worden. Bewustzijn is van groot belang inclusief aandacht voor de vraag wie bij afspraken dienen te worden ingeschakeld.
17. Personeel gerelateerde risico’s.
Twenterand beschikt over een krap personeelsbestand voor de uitvoering van alle taken. In dit verband speelt een aantal risico’s. Er komen regelmatig opgaven/taken bij zonder dat de daarvoor benodigde middelen in voldoende mate beschikbaar worden gesteld. Naast hogere uitstroom door vrijwillig ontslag zullen de komende 10 jaar ruim 70 medewerkers uitstromen i.v.m. pensionering.
De krappe arbeidsmarkt maakt het lastig om snel voldoende nieuwe medewerkers aan te trekken waardoor invulling van reguliere en tijdelijke functies stagneert wat leidt tot werkdruk en meer verloop en hogere kosten wanneer overgegaan wordt tot inhuur. Ook op de inhuurmarkt is sprake van krapte voor een aantal cruciale functies. Dit geheel kan leiden tot spanning tussen beschikbare en benodigde formatie/inzet, achterblijvende realisatie van (uitvoering van) beleid en doelen, te hoge werkdruk/verstoorde balans met mogelijk (langdurige) uitval. Ook kan het functiehuis een risico vormen, leidend tot een slechtere concurrentiepositie met verdere uitstroom tot gevolg. Het afscheid nemen van personeel kan aanleiding zijn tot het sluiten van zogenaamde vaststellingsovereenkomsten met financiële verplichtingen.
18. Humanitaire ontwikkelingen.
De inval in Oekraïne door Rusland heeft grote impact. Naast economische gevolgen zijn er ook humanitaire gevolgen waarbij een groot beroep wordt gedaan op ons gemeentelijk en maatschappelijk vermogen om vluchtelingen uit Oekraïne op te vangen, voor een periode van ongewisse duur. Op grond van bestaande regelgeving is het Rijk verantwoordelijk voor de financiering van de kosten die dit voor gemeenten met zich mee brengt. De financieringsregeling die van toepassing is tot oktober 2022 is kostendekkend en de aanname is dat dit ook vanaf oktober 2022 tot maart 2024, wanneer de huidige status van deze groep vluchtelingen wijzigt, zo zal blijven.
Een andere ontwikkeling die speelt is dat het Rijk werkt aan wetgeving waarbij dwang gebruikt wordt om gemeenten te bewegen meer te doen om vluchtelingen op te vangen en statushouders te huisvesten. Dat laatste tekent zich al concreet af en daarbij wordt gesproken over een verdubbeling van het aantal te vestigen statushouders, waarvan de kosten voor een deel voor rekening van de gemeente komen.
Het beslag op de ambtelijke capaciteit om een en ander in goede banen te leiden is dermate groot dat het geplande reguliere werk vertraging oploopt.