De hoeveelheid werk zal met de invoering van de Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) waarschijnlijk veranderen. Maatwerk zal meer tijd gaan kosten, maar integraler werken zal op termijn efficiënter verlopen. Het werk zelf zal ook veranderen. Er zal meer werk in het voortraject van een aanvraag zitten, door onder meer het vooroverleg, en er zal meer werk achteraf zijn, in de vorm van handhaving.

Daarnaast zullen de milieuvoorschriften binnen de Omgevingswet gekoppeld worden aan de ruimtelijke plannen zoals de Omgevingsvisie en Omgevingsplannen. Om daar als gemeente iets over te kunnen zeggen en te bepalen, is er milieudeskundigheid nodig. Die extra personele capaciteit kunnen we via de ODT inzetten, maar dat het is praktischer om die zelf in huis te hebben.

Verder verzorgt de ODT nu het voorbereidend milieubeleidswerk voor onze gemeente. Uiteindelijk dient het naar beleid te worden omgebogen en ter vaststelling te worden voorgelegd aan de het college. Ook daartoe ontbreekt bij ons de capaciteit.

De Wkb heeft twee effecten waardoor de legesopbrengsten zullen verminderen:
1. Het aantal bouwprojecten waarvoor geen vergunning nodig is zal toenemen. Naarmate er meer vergunningsvrij gebouwd kan worden, daalt de omvang van de legesopbrengsten.
2. Voor de resterende vergunningen (gevolgklasse 1) vervalt de bouwtechnische toets.
Voor de nieuwe taken die gelieerd zijn aan een specifieke vergunningaanvraag kunnen leges worden geheven. Dan gaat het bijvoorbeeld om de volgende (nieuwe) activiteiten:
- Vooroverleg over een specifiek project.
- Omgevingstoets, o.a. de check op de omgevingsveiligheid.
- Administratieve toets.

Op dit moment is niet duidelijk in hoeverre de verminderde legesopbrengst door het in rekening brengen van leges voor de nieuwe taken kan worden gecompenseerd. Daarnaast kan de verandering in de werkzaamheden er ook toe leiden dat we bepaalde leges moeten verhogen omdat we daar meer werk gaan leveren onder de Omgevingswet.

De bouwtechnische toets zal door private partijen worden uitgevoerd en niet meer door de gemeente. Dat zou personele capaciteit kunnen opleveren, maar de toets krijgt in 2022 een andere vorm.  Er zal meer ingezet moeten worden op casemanagement, afstemming met  ruimtelijke ordening en bouwplantoetsing. Naar verwachting  zal de benodigde capaciteit dus minimaal gelijk blijven.  

Naast de invoering van de Omgevingswet zijn we op stoom met het opstellen van een Omgevingsvisie. Deze visie zal begin 2022 door de gemeenteraad worden vastgesteld. 

De gemeente ziet als bevoegd gezag toe op een juiste omgang met bodemverontreiniging en een juiste sanering van verontreinigde bodem en grondwater. Deze taak ligt nu bij de provincie en een dertigtal bevoegd gezag gemeenten. Provincies dragen de bodemdossiers over aan gemeenten, die de verantwoordelijkheid overnemen. Dat is inclusief het bodemarchief. In het bodemarchief is informatie te vinden over de staat van de grond. De aan- of afwezigheid van een verontreiniging heeft gevolgen voor de waarde van de grond. Gemeenten zijn straks verplicht ervoor te zorgen dat alle in het archief aanwezige informatie ook openbaar toegankelijk is. Gemeenten zijn verplicht deze taak over te nemen. Wettelijk is bepaald dat het handhavingsdeel door de Omgevingsdienst wordt uitgevoerd. De gemeente is straks vrij in de wijze waarop zij de uitvoering van het vergunningsdeel organiseert.

Naast de publiekrechtelijke taak hebben provincies nog veel verontreinigde locaties in beheer. Deze zijn met Rijksgeld aangepakt. Vaak is de verontreiniging niet weggehaald, maar is alleen de contactmogelijkheid tussen de verontreiniging en de mens/natuur weggenomen. Verontreinigingen weghalen kan immers kostbaar zijn. Deze locaties vallen onder het overgangsrecht. De gemeente mag de verantwoordelijkheid en de financiële gevolgen voor deze locaties overnemen, maar is dat niet verplicht. De gemeente dient dit zelf met de provincie te regelen.